Persbericht: ‘Impact van allergie op samenleving nog vaak onderschat’
Allergiemonitor.nl – 1-6-2023
Momenteel kampen zo’n 4 miljoen Nederlanders met een allergie voor pollen, huisstofmijt of andere allergie veroorzakende stoffen. Dat aantal loopt de komende jaren naar verwachting verder op, mede door onze Westerse levensstijl. De samenleving zal zich daarom moeten aanpassen aan leven met allergie. Bedrijven en overheden kunnen hierin een belangrijke rol vervullen door het
allergievriendelijker maken van de leef- en werkomgeving.
‘Naast het fysieke en mentale ongemak, heeft allergie ook een aanzienlijke economische impact’, stelt dr. Rick Pleijhuis, internist-allergoloog/immunoloog aan het Universitair Medisch Centrum Groningen. Tijdens een symposium op 1 juni van de Nationale Allergie Monitor doet Pleijhuis namens een expertgroep van deskundigen onder wie kinderarts-allergoloog Monique Gorissen van het Ziekenhuis Deventer en voorzitter van de monitor, een oproep om meer aandacht te besteden aan de nadelige effecten van allergie.
Impact op economie
Pleijhuis: ‘Studies tonen aan dat luchtwegallergieën leiden tot meer verzuim op het werk, verminderde productiviteit en hogere zorgkosten. De persoonlijke, maatschappelijke en economische impact van allergieën moet niet worden onderschat. De ernst van de klachten kan variëren van mild tot dermate ernstig dat mensen in het pollenseizoen noodgedwongen aan huis gekluisterd zijn, kampen met vermoeidheidklachten of door verstoorde nachtrust lijden aan concentratievermogen en stemmingsstoornissen. Wanneer de groep allergische patiënten blijft toenemen, heeft dat consequenties voor de personele bezetting van bedrijven, ziekenhuizen, scholen, universiteiten, etc.’
Allergievriendelijke maatregelen
Werkgevers kunnen ziekteverzuim voorkomen door te investeren in een allergievriendelijke werkomgeving, zoals gladde vloeren of ventilatiesystemen die allergene stoffen uit de lucht filteren. Overheden zoals gemeenten kunnen ervoor zorgen dat de groenvoorziening allergievriendelijk wordt. Door bomen, struiken en planten te kiezen die het minst belastend zijn voor allergiepatiënten. Liever geen berken en hazelaars, maar iepen en populieren. Zo wordt de fiets- of wandeltocht naar school of werk een stuk prettiger.’
Alternatieve behandelopties
Jaarlijks gaat 5% van de Nederlanders naar de huisarts voor medische hulp bij allergische klachten. Dat zijn ongeveer 730.000 patiënten van 16 jaar en ouder. ‘Doorgaans wordt dan medicatie voorgeschreven om symptomen te onderdrukken. Bij een deel van de patiënten heeft deze medicatie echter onvoldoende effect. Bovendien wordt de oorzaak van de klachten hiermee niet weggenomen’, vervolgt Pleijhuis. ‘Daarom pleiten wij voor meer en betere communicatie over alternatievebehandelopties, zoals allergeen immunotherapie. Dit betreft een wetenschappelijk gevalideerde behandeling waarmee bij een aanzienlijk deel van de allergische personen de symptomen effectief
kunnen worden onderdrukt of zelfs geheel worden weggenomen. De Nationale Allergie Monitor zal komend jaar extra voorlichting geven aan huisartsen over de diverse behandelopties bij allergie. Met het aanpassen van onze leef- en werkomgeving en door beter te communiceren over behandelopties, kunnen we voorkomen dat de samenleving wordt ontwricht door de gevolgen van allergie.’
Achtergrondinformatie
Hieronder meer medische informatie over allergie.
Luchtwegallergie
Bij een inhalatie allergie reageert het afweersysteem abnormaal op blootstelling aan bepaalde stoffen in de lucht (‘inhalatie allergenen’). Het gaat hierbij om stoffen die in beginsel onschadelijk zijn, zoals stuifmeel, (de uitwerpselen van de) huisstofmijt of huidschilfers van (huis)dieren. Wanneer deze stoffen in contact komen met de slijmvliezen van de ogen of de neus bij een allergisch persoon, kunnen diverse klachten ontstaan. Veelgehoorde symptomen zijn: rode, tranende of jeukende ogen en een verstopte neus, loopneus of niesbuien. Daarnaast kunnen er klachten optreden van benauwdheid, een piepende ademhaling of hoesten na inademing van inhalatie allergenen, ook wel bekend als allergisch astma. In ernstige gevallen kunnen mensen zich zelfs langdurig algeheel ziek voelen, waarbij ook temperatuursverhoging kan optreden. Vandaar ook de naam ‘hooikoorts’.
Hoe ontstaat een inhalatie allergie?
Een inhalatie allergie ontstaat doordat – bij personen die hier gevoelig voor zijn – het afweersysteem allergische antistoffen (IgE) gaat aanmaken tegen onschuldige stoffen. Deze antistoffen zijn anders dan de reguliere antistoffen die worden gevormd bij de afweer tegen bacteriën en virussen. IgE-antistoffen zijn in staat om één soort allergeen specifiek te herkennen. In medische termen spreken we ook wel over sensibilisatie (‘gevoelig gemaakt worden’). Het is ook mogelijk om IgE-antistoffen te vormen tegen meerdere soorten inhalatie allergenen tegelijkertijd (‘multisensibilisatie’). Met bloed- of huidtesten kan sensibilisatie voor specifieke inhalatie allergenen worden aangetoond.
Wanneer een persoon wordt blootgesteld aan een allergeen waarvoor hij/zij is gesensibiliseerd, kan een allergische reactie optreden. Bij allergische reacties spelen de zogeheten mestcellen een belangrijke rol. Deze cellen komen bij iedereen voor in de huid, slijmvliezen, de longen en het maagdarmkanaal. Allergische antistoffen (IgE) kunnen binden aan het celoppervlak van de mestcel. Wanneer iemand vervolgens wordt blootgesteld aan het allergeen waarvoor hij/zij allergisch is, treedt herkenning op en wordt de mestcel geactiveerd. Hierbij komen verschillende stoffen vrij, waaronder histamine, die verantwoordelijk zijn voor de symptomen die optreden bij allergie.
Welke factoren zijn van invloed?
Inhalatie allergieën komen vaker voor in bepaalde families. Genetische aanleg speelt dan ook een rol bij het verhogen van de gevoeligheid voor allergenen en het risico op het ontwikkelen van allergische reacties. Daarnaast zijn ook omgevingsfactoren een belangrijke factor bij het ontwikkelen van een allergie.
Een van de meest besproken theorieën over hoe omgevingsfactoren van invloed zijn op het ontwikkelen van allergie is de hygiënehypothese. Deze theorie stelt dat onze moderne, hygiënische levensstijl het afweersysteem niet voldoende stimuleert in de kindertijd. Hierdoor kan het afweersysteem overactief reageren op onschadelijke stoffen en allergische reacties veroorzaken. Het gebrek aan blootstelling aan bacteriën en parasieten in een vroeg stadium van het leven zou de ontwikkeling van het afweersysteem kunnen beïnvloeden.
Naast de sterk verbeterde hygiëne, zou ook het veelvuldige gebruik van detergentia, zoals afwasmiddel en zeepproducten, van invloed kunnen zijn op het ontstaan van allergieën. Detergentia maken dat de beschermende vetlaag van de huid beschadigd raakt. De huid droogt hierdoor gemakkelijker uit en wordt meer doorlaatbaar voor stoffen van buitenaf. Wanneer het afweersysteem deze stoffen via de huid gepresenteerd krijgt, kan dit de ontwikkeling van een allergie in de hand werken. Daarnaast kunnen factoren zoals luchtvervuiling, rook en levensstijlkeuzes het risico op ontstaan van allergieën beïnvloeden.
Een andere (opkomende) theorie suggereert dat veranderingen in de darmflora, de verzameling bacteriën en micro-organismen in onze darmen, een rol kunnen spelen bij het ontstaan van allergieën. Een gezonde darmflora (‘microbioom’) speelt een cruciale rol bij het reguleren van het afweersysteem. Onevenwichtigheden in de darmflora, bijvoorbeeld als gevolg van antibiotica of een deficiënt dieet, kunnen leiden tot een ontregelde afweerreactie en een verhoogd risico op het ontstaan van allergieën.
Negatieve impact van inhalatie allergie
Reguliere behandeling van inhalatie allergie
Het volledig vermijden van blootstelling aan inhalatie allergenen waarvoor iemand allergisch is, vormt de meest krachtige interventie. Strikte vermijding is in het geval van een pollen- of huisstofmijtallergie in Nederland echter vrijwel onmogelijk. Daarom moet bij hinderlijke allergische klachten doorgaans worden uitgeweken naar behandeling met medicijnen.
De meest gebruikelijke behandelingen voor inhalatie allergieën zijn gericht op het beheersen van de symptomen. Patiënten kunnen antihistaminica gebruiken om jeuk en niezen te verminderen, neussprays om zwelling van het neusslijmvlies te verminderen, en inhalatie medicatie (‘pufjes’) om astmatische klachten te behandelen. Bij allergische neusklachten is behandeling met een lokale ontstekingsremmer (corticosteroïd), eventueel aangevuld met een lokaal antihistaminicum, het meest effectief. Chronisch gebruik van xylometazoline neusspray, verkrijgbaar bij de drogist, wordt sterk afgeraden, omdat dit neusklachten bij aanhoudend gebruik juist kan onderhouden of zelfs kan doen toenemen.
Hoewel symptomatische behandeling van allergische klachten vaak verlichting biedt, blijft een deel van de mensen met een allergie toch hinderlijke klachten houden. Bovendien wordt de onderliggende oorzaak van de allergie met deze behandelingen niet aangepakt. Hiervoor kan in geselecteerde gevallen worden uitgeweken naar allergeen immunotherapie.
Behandeling met allergeen immunotherapie
Allergeen immunotherapie (AIT), ook wel bekend als desensibilisatie, is een behandeling waarbij het afweersysteem geleidelijk wordt blootgesteld aan toenemende doses van het allergeen dat de allergische reactie veroorzaakt. Het doel van deze therapie is om het afweersysteem te ‘herprogrammeren’ en minder gevoelig te maken voor het allergeen. Dit wordt bereikt door het opbouwen van tolerantie en het verminderen van de symptomen van allergie. De insteek van AIT is daarmee geheel anders dan bij de symptomatische behandeling, waarbij de symptomen van allergie uitsluitend worden onderdrukt. De afgelopen jaren zijn diverse wetenschappelijke studies verricht waarin de effectiviteit van AIT op het verminderden van allergische klachten kon worden aangetoond. Deze studies tonen bovendien aan dat de behandeling veilig is, resulteert in minder medicijngebruik en leidt tot een verbeterde kwaliteit van leven.
Indicaties voor allergeen immunotherapie
AIT kan worden overwogen bij patiënten met inhalatie allergieën die onvoldoende baat hebben bij symptoomgerichte behandelingen of die hun medicatie willen verminderen. Het is vooral geschikt voor allergieën veroorzaakt door specifieke inhalatie-allergenen, zoals graspollen, boompollen of huisstofmijt. Voordat met AIT kan worden gestart, moet eerst een grondig onderzoek worden verricht om het specifieke allergeen te identificeren waarvoor iemand allergisch is. Het aantonen van sensibilisatie alléén – bijvoorbeeld met afwijkende uitslagen van huid- of bloedtesten – is daarbij niet voldoende. Er moet bijkomend sprake zijn van passende symptomen die optreden bij blootstelling aan het betreffende allergeen.
Beschikbare vormen van allergeen immunotherapie
AIT kan op verschillende manieren worden toegediend, afhankelijk van de behoeften en voorkeuren van de gebruiker. De meest voorkomende vormen van AIT zijn subcutane immunotherapie (SCIT) en sublinguale immunotherapie (SLIT). Subcutane immunotherapie is al tientallen jaren beschikbaar voor de behandeling van inhalatie allergieën. Sublinguale immunotherapie is een meer recente ontwikkeling en heeft het voordeel dat het minder invasief is en thuis kan worden toegediend. Beide vormen hebben aangetoond effectief te zijn bij het verminderen van allergische symptomen. Doorgaans treedt al in het eerste jaar een merkbare verbetering op.
Bij SCIT worden kleine hoeveelheden van het allergeen geïnjecteerd onder de huid. Deze therapievorm kent een opbouwfase, waarin gedurende een periode van weken tot maanden wekelijks injecties in het ziekenhuis worden toegediend in oplopende doseringen. Wanneer de onderhoudsdosering is bereikt, kan de behandeling eventueel worden overgedragen aan de huisarts. Ook wordt in de onderhoudsfase de toedieningsfrequentie teruggebracht naar gemiddeld één keer per 4 tot 6 weken. Bij SLIT wordt het allergeen in de vorm van een (smelt)tablet onder de tong toegediend. De eerste tablet dient onder medisch toezicht te worden ingenomen. Wanneer hierbij na een korte observatieperiode geen relevante klachten zijn ontstaan, mag de behandeling daarna thuis worden voortgezet. Hiertoe dient iedere dag een smelttablet onder de tong te worden geplaatst. Dagelijkse inname van de smelttablet is belangrijk om het optimale behandeleffect te bereiken.
Voor- en nadelen van allergeen immunotherapie
Vóórdat gestart wordt met AIT, is van belang dat mensen zich bewust zijn van de voor- en nadelen van de therapie.
Een belangrijk voordeel van AIT is dat het een bewezen effectieve therapie betreft die de symptomen van allergie sterk kan verminderen en leidt tot een verbeterde kwaliteit van leven. Omdat AIT aangrijpt op de oorzaak van de allergie, blijft het behandeleffect ook na (volledige) afronding van de behandeling langdurig aanwezig. Daarmee kunnen mensen tijdens en na AIT doorgaans af met (aanzienlijk) minder medicatie ter onderdrukking van allergische klachten. AIT wordt bovendien beschouwd als een veilige behandeling: eventuele bijwerkingen zijn meestal mild en goed te behandelen. Ernstige allergische reacties als gevolg van de behandeling zijn zeldzaam. Tot slot is uit onderzoek gebleken dat AIT op de lange termijn bescherming biedt tegen de ontwikkeling van nieuwe allergieën en astma.
Er zijn ook nadelen. Zo bedraagt de aanbevolen behandelduur tenminste drie jaar om een langdurig effect te bereiken. Dat vereist geduld en doorzettingsvermogen van de gebruiker. Hoewel de eerste effecten vaak al binnen enkele maanden merkbaar zijn, kan het jaren duren voordat het maximale effect wordt bereikt. Er bestaat er een klein risico op het optreden van een ernstige allergische reactie (anafylaxie) tijdens de behandeling. Dergelijke reacties zijn gelukkig zeldzaam (<2%) en kunnen in professionele handen snel en goed worden behandeld. Allergische reacties worden met name gezien bij SCIT, in het bijzonder tijdens de opbouwfase van de behandeling. Het is dan ook belangrijk deze opstartfase onder toezicht van een medisch professional te laten plaatsvinden.
Werking van allergeen immunotherapie
De werking van AIT is niet precies bekend. Wel weten we dat behandeling met allergeenextract leidt tot de productie van alternatieve (niet-IgE) antistoffen door het afweersysteem. Deze alternatieve antistoffen kunnen de competitie aangaan met IgE-antistoffen, waardoor er minder allergeen beschikbaar is waarop kan worden gereageerd. Ook treden er veranderingen op in het gedrag van afweercellen. Deze cellen worden gaandeweg de behandeling meer tolerant voor het specifieke allergeen waarmee behandeld wordt en zijn minder snel geneigd allergisch te reageren.
Wanneer mag allergeen immunotherapie niet gegeven worden?
Hoewel AIT voor een deel van mensen met inhalatie allergieën een oplossing vormt, zijn er ook enkele situaties waarin de therapie mogelijk niet geschikt is. Het is dan ook essentieel dat allergische personen die AIT overwegen vooraf hun medische voorgeschiedenis en gezondheidstoestand bespreken met hun behandelaar. Contra-indicaties voor AIT zijn onder andere: ernstige hart- en vaatziekten, verminderde afweer, ongecontroleerd astma en bepaalde auto-immuunziekten. Tijdens een zwangerschap wordt niet gestart met AIT vanwege een relatief verhoogd risico op allergische reacties. Zo gauw de onderhoudsfase van AIT eenmaal is bereikt, gelden er echter geen beperkingen meer ten aanzien van zwangerschap. AIT is niet schadelijk voor het ongeboren kind.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Namens de Nationale Allergie Monitor
Martin van Putten – IQ-communications
+31 (0)6 55836936
[email protected]
Bron: https://www.allergiemonitor.nl/
Zie ook: allergie.